Kanttekeningen CLM-rapport 'Mezensterfte door buxusmotbestrijding?'

3 oktober 2018


Kanttekeningen naar aanleiding van het CLM-rapport “Mezensterfte door buxusmotbestrijding?”


In augustus 2018 verscheen een verkennend rapport over “pesticidenbelasting bij jonge kool- en pimpelmezen”. Het onderzoek is uitgevoerd door CLM en gefinancierd door de Triodos Foundation. CLM legt in haar rapport de link tussen mezensterfte en het mogelijk illegaal gebruik van bestrijdingsmiddelen door particulieren bij buxusmotbestrijding. Een opvallende redenatie, gebaseerd op een zeer kleine niet-significante steekproef en aannames. Uit het onderzoek blijkt dat het relatief lage concentraties aan gewasbeschermingsmiddelen betreft en dat de stoffen zijn getest voor effecten op vogels. De gevonden stoffen zijn in Nederland toegelaten door het College voor de toelating van gewasbeschermingsmiddelen en biociden (Ctgb). 

Wat heeft CLM gevonden?
CLM spreekt van een vondst van 11 pesticiden in relatief lage concentraties in stedelijk gebied. Van de 11 gevonden stoffen ligt de concentratie van 5 stoffen onder de rapportagegrens. Dit betekent dat voor deze 5 stoffen niet met zekerheid kan worden vastgesteld of ze ook daadwerkelijk aanwezig zijn. Wanneer wordt ingezoomd op pimpelmezen zijn er in 3 pimpelmezen dan totaal 4 stoffen gevonden. Volgens Nefyto schetst CLM een vertekend beeld door te spreken over 11 pesticiden. 

Wat voor steekproefgroottes heeft CLM gebruikt?
Er is 1 monster van een jonge koolmees geanalyseerd om te verkennen hoe de situatie is van jonge koolmezen in Nederland. Van jonge pimpelmezen zijn er 4 monsters in stedelijk gebied geanalyseerd. Van de 4 jonge pimpelmees-monsters bevatte 1 monster helemaal geen pesticiden. Statistisch gezien is geen van de steekproefgroottes significant. 

Zijn de onderzoeken zorgvuldig uitgevoerd?
Bij het doen van onderzoek is het een vereiste om hygiënisch te werk te gaan om eventuele contaminaties te voorkomen. CLM geeft in haar rapport de aanwezigheid van cafeïne in een van de monsters mysterieus te vinden. Een mogelijke verklaring was hiervoor volgens CLM: “dat een van de dierverzorgers koffie heeft gezet voordat een dode mees in de vriezer is gedaan”. Dit zet grote vraagtekens bij de zorgvuldigheid van het onderzoek.

Vormen de gevonden concentraties een risico voor mezen?
De gevonden gewasbeschermingsmiddelen zijn in Nederland toegelaten (met uitzondering van DDT wat niet meer in Nederland wordt gebruikt, maar zeer persistent is en daarom nog steeds traceerbaar) en veilig bevonden voor vogels door het College voor de toelating van gewasbeschermingsmiddelen en biociden (Ctgb). Om mogelijke verschillen tussen vogelsoorten te ondervangen worden bij de toelating extra veiligheidsfactoren gebruikt, in geval een veiligheidsfactor 10, zodat de veiligheid voor alle vogelsoorten wordt gewaarborgd. Daarnaast wil de vondst van een residu van een stof nog niet zeggen dat de stof een risico vormt. Het risico wordt bepaald door de aard van het stof en de hoeveelheid van de stof waarin de mees wordt blootgesteld. Zoals eerder beschreven, zijn de gevonden stoffen aangetroffen in relatief lage concentraties.

Conclusie
CLM probeert in haar onderzoek mezensterfte te koppelen aan illegaal gebruik van bestrijdingsmiddelen door particulieren bij buxusmotbestrijding. In het onderzoek wordt deze koppeling echter op geen enkele manier aangetoond of bewezen. De gevonden concentraties zijn daarnaast dermate laag dat de veronderstelling van CLM verre van aannemelijk is. Uiteraard onderschrijft Nefyto het feit dat illegaal gebruik van gewasbeschermingsmiddelen te allen tijde dient te worden voorkomen.

Klik hier voor de pdf.