Kanttekeningen CLM-rapport 'Pesticiden in boerenzwaluw'

18 mei 2018


Kanttekeningen naar aanleiding van het CLM-rapport “Pesticiden in boerenzwaluw”


In april 2018 is een verkennend rapport verschenen met de titel “Pesticiden in boerenzwaluw”. Het onderzoek is uitgevoerd door CLM en medegefinancierd door de Triodos Foundation en de Vogelbescherming Nederland. Uit het onderzoek komt naar voren dat er ook middelen zijn gevonden die niet meer of nooit in Europa gebruikt mochten worden. Verrassend genoeg gaat CLM bij het bespreken van mogelijke contaminatieroutes voor een groot deel in op de Nederlandse landbouw. In de onderstaande tekst gaat Nefyto in op de uitkomsten van het CLM-rapport.

Wat zegt CLM?
In haar nieuwsbericht van 14 mei 2018 spreekt CLM over een “cocktail van pesticiden” na de vondst van 14 verschillende pesticiden in monsters van boerenzwaluwen. Volgens Nefyto is de titel niet correct, aangezien de lezer hier uit op kan maken dat de 14 verschillende pesticiden in één monster van boerenzwaluw zijn aangetroffen, wat niet het geval is. 

Wat heeft CLM gevonden?
CLM spreekt van de vondst van 12 gewasbeschermingsmiddelen en twee biociden in monsters van boerenzwaluwen. Er zijn in totaal 27 monsters genomen van boerenzwaluwen (eieren, dode jongen en dode adult). Echter, uit het rapport blijkt dat in de 27 monsters slechts 3 synthetische gewasbeschermingsmiddelen en 1 middel van natuurlijke oorsprong zijn aangetroffen die in Nederland zijn toegelaten, alle in lage concentraties. 

Hoe kan men bepalen waar de pesticiden vandaan komen?
Boerenzwaluwen leven gedurende het broedseizoen in Nederland en trekken voor de winter naar zuidelijk Afrika. De stoffen, gevonden in monsters van boerenzwaluwen, kunnen daarom volgens CLM in Nederland, maar ook in Afrika opgedaan zijn. Om te bepalen welke stoffen lokaal zijn opgedaan wordt gekeken naar dode jongen van boerenzwaluwen in vergelijking met eieren. De jongen zijn namelijk gevoed met lokaal verzameld voedsel. Overigens zijn in het onderzoek 10 monsters geanalyseerd van dode jongen, een aantal waaruit geen relevante wetenschappelijke conclusie kan worden getrokken.

Waar komen de pesticiden vandaan volgens CLM?
Opvallend is dat CLM als eerste mogelijkheid noemt: “via het eten van insecten die in aanraking zijn gekomen met middelen gebruikt in landbouwgewassen”. Vervolgens gaat CLM in op de landbouw in Nederland. Daarmee roept CLM het beeld op dat de gevonden pesticiden uit de Nederlandse landbouw afkomstig zijn, terwijl er slechts 4 verschillende stoffen van 3 (in Nederland toegelaten) gewasbeschermingsmiddelen in lage concentraties zijn aangetroffen in dode jongen. Daarbij komt nog dat deze stoffen slechts in één monster zijn aangetroffen, statistisch gezien niet significant.

Vormen de gevonden concentraties een risico voor zwaluwen
Een residu van een gewasbeschermingsmiddel wil nog niet zeggen dat het middel ook een risico vormt. Het risico wordt bepaald door de aard van het middel en de hoeveelheid van het middel waar de zwaluw aan wordt blootgesteld. De door CLM gevonden concentraties liggen allemaal ver beneden een niveau dat een risico vormt voor zwaluwen.  Er is dan ook geen risico voor zwaluwen. 

Discutabele uitspraken in het rapport
  • CLM geeft op pagina 3 op basis van een meting in één adult aan dat  stoffen lijken te accumuleren in adulten. Op basis van één meting kan een dergelijke uitspraak niet worden gedaan. 
  • CLM suggereert op pagina 4 en 5 diverse contaminatieroutes zonder dit te onderbouwen. De vraag is waarom CLM geen monsters heeft genomen om deze suggesties te onderbouwen. 
  • Op pagina 6 stelt CLM dat bestrijdingsmiddelen zich kunnen ophopen in het vetweefsel van zwaluwen. Dit geldt alleen voor gechloreerde koolwaterstoffen als DDT. 
  • CLM geeft op pagina 13 aan dat om financiële redenen een beperkt aantal monsters kon worden geanalyseerd. Als dit van te voren bekend is waarom is dan toch dit onderzoek gedaan, wetende dat de analyse van een beperkt aantal monsters geen wetenschappelijk relevante inzichten geeft. 
  • Op pagina 14 gaat CLM in op de gebruikte analysemethode. Het wordt onduidelijk of deze gevalideerd zijn voor de matrix eieren en dierlijk weefsel  
  • Alle conclusies over blootstellingsroutes in hoofdstuk 5 zijn gebaseerd op aannames en statistisch irrelevante datasets. 
  • In de aanbevelingen op pagina 27 spreekt CLM van doorvergiftiging. Dit wordt nergens aangetoond en is gezien de gevonden waarden hoogst onwaarschijnlijk.
  • CLM doet tevens de aanbeveling om te komen tot chemievrije vliegenbestrijding in stallen. De vraag is waarom deze aanbeveling uit dit rapport volgt. Op basis van de data kan niet worden geconcludeerd dat er sprake is van een risico voor zwaluwen van deze bestrijding. De gevonden gehaltes zijn dermate laag dat er geen reden is voor zorg. 
 

Samengevat

- In de 27 monsters zijn slechts 3 synthetische gewasbeschermingsmiddelen en 1 middel van natuurlijke oorsprong aangetroffen die in Nederland zijn toegelaten, alle in lage concentraties.
- De steekproefgrootte van het onderzoek is dusdanig klein dat er geen conclusies aan het rapport verbonden kunnen worden.
- De in Nederland toegelaten gewasbeschermingsmiddelen in dode jongen zijn slechts in één monster aangetroffen, statistisch gezien niet significant.

Klik hier voor de pdf.